Einde payrollconstructie in zicht?
november, 2014
Bij payrolling werft en selecteert een ondernemer zelf werknemers, waarna de geselecteerde werknemers niet in dienst treden van de ondernemer maar in dienst van een payrollbedrijf. Het payrollbedrijf verzorgt vervolgens de administratie maar fungeert verder niet als werkgever. Feitelijk bestaat er dus geen gezagsverhouding tussen de werknemer en het payrollbedrijf, maar tussen de werknemer en de ondernemer. Ondernemers gebruik van payrolling omdat zij af willen van de juridische en administratieve verplichtingen die horen bij het werkgeverschap. Bovendien maakt payrolling een flexibele schil mogelijk doordat de feitelijk werkgever de opdracht aan het payrollbedrijf bij werkvermindering eenvoudig kan opzeggen en het payrollbedrijf op die grond vooralsnog eenvoudig een ontslagvergunning kan aanvragen.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet werk en zekerheid (WWZ) is in het verlengde van de afspraken die bij het sociaal akkoord van 11 april 2013 met sociale partners zijn gemaakt aangegeven dat alle vormen van oneigenlijk gebruik van flexibele arbeid moeten worden bestreden. Lange tijd leek dit wat betreft de ontslagbescherming van werknemers die via een payrollbedrijf werkzaam zijn bij een werkgever een loze belofte. Op 17 november 2014 heeft minister Asscher evenwel besloten tot wijziging van het Ontslagbesluit. Met deze wijziging beoogt de minister de ontslagbescherming van payrollwerknemers gelijk te trekken met de ontslagbescherming van gewone werknemers.
Door de wijziging van het Ontslagbesluit komt de payrollwerknemer wat betreft ontslagbescherming in een gelijkwaardige positie als de werknemer die wel in dienst is van de ondernemer: voortaan zullen de bedrijfseconomische omstandigheden bij de ondernemer in geval van werkvermindering bepalend zijn voor het al dan niet verlenen van een ontslagvergunning. Bovendien zal bij het bepalen van de ontslagvolgorde geen verschil meer mogen worden gemaakt tussen payrollwerknemers en gewone werknemers. Dit betekent dat een payrollbedrijf voortaan alleen nog afscheid zal kunnen nemen van zijn payrollwerknemers al hij kan aantonen dat de bedrijfseconomische omstandigheden bij zijn opdrachtgever ontslag rechtvaardigen. Bovendien zal het payrollbedrijf voortaan aannemelijk moeten maken dat hij de boventallige payrollwerknemer niet elders kan herplaatsen. Dit betekent dat het payrollbedrijf voor het verkrijgen van een ontslagvergunning voortaan afhankelijk zal zijn van de door de ondernemer aan te leveren bedrijfseconomische onderbouwing. Is die onderbouwing onvoldoende, dan zal het payrollbedrijf geen ontslagvergunning krijgen en dan een loondoorbetalingsrisico lopen. Het payrollbedrijf zal een dergelijk risico willen doorbelasten aan de ondernemer, maar de ondernemer zal dat niet willen omdat dan een van de belangrijkste voordelen van payrolling komt te vervallen. De verwachting is dus gewettigd dat payrollbedrijven het zwaar zullen gaan krijgen en hun business model zullen moeten herzien.
Bas Westerhout
ARBOR Advocaten N.V.
Terug naar nieuws