Grove belediging van de werkgever via Facebook vormt een dringende reden voor ontslag
april, 2012
De kantonrechter te Arnhem besliste bijvonnis van 19 maart 2012 dat de (grove) uitlatingen van een werknemer over de werkgever op Facebook voor de werkgever een dringende reden vormt voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst met deze werknemer. (LJN BV9483).
Werknemer, twee weken in dienst, raakte in een opgefokte bui nadat zijn verzoek om een salarisvoorschot door de werkgever was afgewezen. Zijn gedrag werd door collega’s op de werkvloer als bedreigend ervaren. Vervolgens besloot de werknemer zijn hart te luchten op Facebook, waarbij hij zich negatief uitliet over de werkgever.
Naar aanleiding hiervan heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de werknemer en zijn (direct) leidinggevende. Tevens heeft de werkgever de werknemer per brief gewaarschuwd en hem medegedeeld dat zijn gedrag niet geaccepteerd werd. Om verdere sancties te voorkomen werd hem dan ook geadviseerd in het vervolg niet meer op een dergelijke manier te reageren.
Twee weken hierna heeft de werknemer zich op Facebook nogmaals op (uiterst) grove wijze uitgelaten over de werkgever. Toen de leidinggevende de werknemer hiermee confronteerde, beriep deze zich op de vrijheid van meningsuiting en verklaarde volledig achter zijn uitlatingen te staan.
De werknemer werd met onmiddellijke ingang geschorst en hem werd medegedeeld dat zijn handelwijze volstrekt ontoelaatbaar was en zijn uitlatingen nadrukkelijk als onacceptabel gezien werden. Het recht op vrijheid van meningsuiting had de werknemer volgens de werkgever in alle redelijkheid overschreden.
Vervolgens heeft de werkgever de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. Primair wegens dringende redenen, tevens gewichtige redenen in de zin van de wet en subsidiair wegens wijziging van omstandigheden, tevens zijnde gewichtige redenen. Dit alles zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer.
De kantonrechter heeft het verzoek op de primaire grondslag toegewezen. De grove beledigingen van de werknemer aan het adres van de werkgever hadden volgende de kantonrechter niets van doen met de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid wordt tevens begrensd door de zorgvuldigheid die de werknemer jegens de werkgever in acht dient te nemen. De werknemer had zich, in strijd met artikel 7:611 BW, dan ook niet als een goed werknemer gedragen door het bericht zonder aanleiding op Facebook te plaatsen. Ook de argumenten met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting werden voor de kantonrechter niet aanvaard. De werknemer heeft miskent dat het privékarakter van Facebook betrekkelijk is en daarmee ook het begrip ‘vrienden’. De werkgever was immers door één van deze Facebook-vrienden, tevens collega van de werknemer, van het bericht op de hoogte gesteld. Daarnaast brengt het risico van ‘re-tweeten’ met zich mee dat ook anderen dan de ‘vrienden’ van het bericht kennis hebben kunnen nemen.
Nu de werknemer eerder al gewaarschuwd was door de werkgever vormde de grove wijze van belediging een dringende reden in de zin van de wet en kon niet van de werkgever gevergd worden dat deze de arbeidsovereenkomst met de werknemer voortzet.
De kantonrechter besliste dat er voldoende grond was voor de ontbinding en dat aan de werknemer geen vergoeding toekwam.
(01-04-2012) © Arbor Advocaten.
Terug naar nieuws