Kantonrechtersformule kan naar prullenbak

maart, 2011

Anders dan elders ter wereld behoeft een werkgever in Nederland voorafgaande toestemming voor ontslag. Dat kan op twee manieren: de werkgever verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden, of hij vraagt een ontslagvergunning bij UWV Werkbedrijf.

Wordt de arbeidsovereenkomst door de rechter ontbonden, dan bepaalt deze meteen volgens de kantonrechtersformule de hoogte van een eventuele ontslagvergoeding. UWV Werkbedrijf kan echter geen vergoeding toekennen. Wordt een werknemer met een ontslagvergunning ontslagen, dan zal de werknemer een aparte procedure voor een vergoeding bij de rechter moeten beginnen.
In februari 2010 oordeelde de Hoge Raad dat de rechter bij het bepalen van de hoogte van deze schadevergoeding niet kan volstaan met het hanteren van een formule, maar de werkelijk geleden schade moet begroten. Hoewel vele rechtsgeleerden menen dat dat niet goed mogelijk is, hebben lagere rechters pogingen ondernomen om deze schade toch te schatten. Inmiddels zet deze tendens - de schade begroten door een inschatting van te verwachten duur van de werkloosheid - door.
Vervolgens wordt een budget bepaald waarmee de werkloze zijn WW-uitkering dan wel een elders te verdienen lager inkomen gedurende die periode kan aanvullen tot 100% van zijn laatstgenoten brutoloon. Daarnaast wordt een bedrag toegekend voor scholing of begeleiding naar ander werk.
In de praktijk valt deze schadevergoeding aanzienlijk lager uit dan een vergoeding berekend op basis van de kantonrechtersformule. Aangezien het de werkgever is die bepaalt of de route via de kantonrechter of via UWV Werkbedrijf wordt bewandeld, valt te verwachten dat werkgevers in de toekomst massaal voor de goedkopere manier zullen kiezen.
Daarmee vervalt ook de basis voor vakbonden om bij onderhandelingen over sociale plannen steevast de kantonrechtersformule als uitgangspunt te nemen. De kantonrechtersformule zal daardoor steeds minder worden toegepast en alleen nog aan de orde zijn in ontbindingszaken waarvoor deze procedure aanvankelijk in het leven is geroepen door de wetgever: spoedeisende ontslagzaken, die op zeer korte termijn moeten worden beslist.
In andere gevallen kan de werkgever beter een ontslagvergunning aanvragen en al tijdens deze procedure beginnen met scholing of begeleiding naar ander werk. Op die manier is de kans dat de werknemer na ontslag langdurig werkloos zal worden immers lager. Die investering zal zich dan al snel terugverdienen omdat de rechter de te verwachten duur van werkloosheid dan lager zal inschatten en dus de schadevergoeding op een lager bedrag zal begroten.
Daar komt bij dat de kansen op de arbeidsmarkt ten gevolge van de vergrijzing - ook voor oudere werknemers - naar verwachting alleen maar beter zullen worden. Hierdoor zal de noodzaak voor hoge ontslagvergoedingen verder afnemen. De aanleiding voor aanpassing van het veelal als te duur ervaren Nederlandse ontslagrecht en de noodzaak voor limitering van ontslagvergoedingen zal dus vervallen, dankzij een principiële uitspraak van de Hoge Raad tegen toepassing van rigide formules in het ontslagrecht.
 
Bas Westerhout is advocaat bij ARBOR advocaten in Amsterdam.
 
(24-02-2011) © Arbor Advocaten

Terug naar nieuws