Twee wijzigingen met betrekking tot het ouderschapsverlof
mei, 2012
Per 12 april 2012 zijn naar aanleiding van de implementatie van de Europese richtlijn 2010/18/EU de Wet arbeid en zorg (Waz) en de Arbeidstijdenwet (Atw) aangepast.
De bescherming voorvloeiend uit het reeds bestaande opzegverbod wegens het opnemen van ouderschapsverlof is met het nieuwe artikel 6:1a Waz verruimd. Er geldt nu ook een verbod op benadeling van de werknemer wegens het geldend maken van het recht op ouderschapsverlof.
Volgens de Memorie van Toelichting gaat het om situaties als het niet toestaan van de opname van vakantiedagen om de reden dat de werknemer door het gebruik van ouderschapsverlof al een periode van het werk afwezig is geweest. Ook kan worden gedacht aan de weigering van een opleiding op de grond dat de werknemer reeds – vanwege de opname van ouderschapsverlof – niet de volledige werkweek beschikbaar is
De Atw is met het nieuwe art. 4:1b in die zin aangepast dat de terugkeer naar het werk na de verlofperiode wordt vergemakkelijkt door werknemers het recht toe te kennen aangepaste arbeidstijden of -patronen aan te vragen voor de duur van een jaar, of een andere met de werkgever overeengekomen periode. Dit verzoek moet ten minste drie maanden voor het einde van het verlof worden gedaan en uiterlijk vier weken voor het einde van het verlof door de werkgever worden beoordeeld. Bij deze belangenafweging dient aangesloten te worden bij het bestaande artikel 4:1a. De werkgever dient dan ook bij de vaststelling van het arbeidstijdpatroon rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
13-04-2012 © Arbor Advocaten.
Terug naar nieuws