Uitzondering op het instemmingsrecht van de COR Gemeente Amsterdam

juni, 2013

Uitzondering op het instemmingsrecht van de COR Gemeente Amsterdam (20-6-2013)

LJN CA3404, Rechtbank Amsterdam, sector kanton 28-05-2013

De Centrale Ondernemingsraad (‘COR’) van de gemeente Amsterdam komt geen instemmingsrecht toe inzake de (geharmoniseerde) inconveniëntentoeslagregeling(1) voor de werknemers.

In mei 2010 heeft een fusie plaatsgevonden van 7 kleinere stadsdelen. Deze fusie heeft geleid tot 4 nieuwe grotere stadsdelen. Na de samenvoeging blijkt dat werknemers met dezelfde werkzaamheden in de verschillende stadsdelen verschillende inconveniëntentoeslagen krijgen.De gemeente is daarom in januari 2011 een harmonisatieproject gestart om de inconveniëntentoeslagen gelijk te trekken. In oktober 2011 hebben de stadsdeelsecretarissen van de 4 nieuwe stadsdelen het “werkboek MRI” vastgesteld.

De COR van de gemeente Amsterdam heeft bij de gemeentesecretaris aangegeven dat het vaststellen van het werkboek een besluit tot wijziging van een belonings- en functiewaarderingssysteem is, waarvoor de gemeente instemming van de COR nodig heeft. Het besluit heeft namelijk tot gevolg dat voor een aantal werknemers de inconveniëntentoeslag (aanzienlijk) lager zal uitvallen. Nu de COR haar instemming tot een wijziging van een dergelijke regeling niet heeft gegeven, moet het besluit nietig worden verklaard. Verder verzoekt de COR om (meer) informatie omtrent de vaststelling van de nieuwe MRI.De gemeentesecretaris is het hier niet mee eens en aan het beroep op nietigheid wordt geen gevolg gegeven.De COR gaat vervolgens naar de Bedrijfscommissie maar krijgt ook daar – na een aantal hoorprocedures – geen gelijk. De COR besluit daarom haar gelijk in een gerechtelijke procedure te verkrijgen. De COR vordert nietigverklaring van het besluit inzake de nieuwe MRI, nu noch de COR, noch de vakbonden zijn geraadpleegd en de COR de nietigheid van het besluit tijdig heeft ingeroepen. Het bestuur van de gemeente dient eerst met de COR in overleg te treden alvorens er uitvoering wordt gegeven aan het besluit en moet daarom worden onthouden van handelingen die uitvoering geven aan dat (volgens de COR nietige) besluit. Reeds uitgevoerde handelingen moeten daarom met terugwerkende kracht ongedaan worden gemaakt.Daarnaast vordert de COR meer informatie omtrent de MRI, zodat zij haar medezeggenschapstaken goed kan vervullen.

De gemeente verweert zich primair met het standpunt dat de COR niet ontvankelijk is, omdat het een aangelegenheid betreft waarbij hoogstens de ondernemingsraden van de 4 stadsdelen bij betrokken kunnen zijn. Voor het geval de COR wel ontvankelijk is, stelt de gemeente dat hem geen instemmingsrecht toekomt nu er geen nieuwe regeling tot stand is gekomen, maar de bestaande MRI-systematiek opnieuw is toegepast. De feitelijke toepassing van de MRI is niet gewijzigd.Daarnaast is instemming van de COR niet nodig, nu het een uitzondering in artikel 27 lid 3 WOR (2) betreft. Als laatst stelt de gemeente dat zij de COR tijdig en van voldoende informatie heeft voorzien omtrent de MRI-harmonisatie.

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Allereerst wijst de kantonrechter het beroep van de gemeente op de niet-ontvankelijkheid van de COR af. De gemeente heeft immers van begin af aan de COR, o.a. door middel van informatieverstrekking en presentaties, als gesprekspartner aanvaard en kan zich nu niet verschuilen achter het argument dat er voor de COR eigenlijk geen rol is weggelegd.Inzake de MRI-problematiek beslist de kantonrechter dat het enkele feit dat een werknemer na de harmonisatie een (aanzienlijk) lagere toeslag krijgt, niet inhoudt dat er sprake is van een wijziging in het MRI-systeem. Het gaat hier om het opnieuw toepassen van een reeds bestaande regeling, welke regeling op zichzelf niet gewijzigd is. Aldus is er geen sprake van een wijziging in een functie- of beloningssysteem als in artikel 27 lid 1 sub c WOR en komt de COR geen instemmingsrecht toe.Voorts beslist de kantonrechter dat – zelfs al zou er sprake zijn van een wijziging van het MRI-systeem – de uitzondering van artikel 27 lid 3 WOR een instemmingsrecht van de COR uitsluit. Het instemmingsrecht zou in dat geval toekomen aan de vakorganisaties en niet aan de COR. Indien de vakorganisaties geen gebruik maken van hun rechten, dan noch komt de COR – in tegenstelling tot wat hij zelf stelt – geen “stilzwijgende delegatie” van het instemmingsrecht toe. Omtrent het informatieverzoek van de COR beslist de kantonrechter dat de gemeente Amsterdam de COR wel voldoende, maar niet tijdig informatie heeft verschaft. De gemeente heeft niet op het moment dat de COR om informatie verzocht alle relevante en beschikbare informatie verstuurd, maar pas na de besluitvorming. Bij een juiste informatievoorziening had de gemeente in een eerder stadium, aldus na het eerste verzoek, de informatie aan de COR moeten verstrekken.

20-06-2013 © Arbor Advocaten

(1)In Artikel 3.2. van de Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (‘NRGA’) is de methode rangorden inconveniënten (‘MRI’) opgenomen. Deze methode kent de werknemers van de gemeente Amsterdam een recht op een toeslag toe vanwege de omstandigheid dat de aan de functie verbonden werkzaamheden onder bezwarende omstandigheden werden verricht.

(2)De gemeente doelt hier op het gegeven dat de instemming van de COR niet is vereist, voor zover de betrokken aangelegenheid een arbeidsvoorwaardenregeling betreft die is vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan.

Terug naar nieuws