Wetsvoorstel invoering beschikking geen loonheffingen (BGL) zal de Verklaring arbeidsrelatie vervangen
november, 2014
SAMENVATTING
In 2015 gaat de wet- en regelgeving voor de VAR veranderen. Op 19 september 2014 is het Wetsvoorstel invoering Beschikking geen loonheffingen ingediend bij de Tweede Kamer. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer de nieuwe wet ingaat.
Opdrachtgevers en zzp’ers worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Momenteel ondervindt de opdrachtgever (bij een VAR winst en een VAR dga) geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp’er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er.
Het kabinet wil echte ondernemers ondersteunen en schijnconstructies aanpakken opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.
Het advies van de Raad van State is niet bepaald positief. De vrijwaring van de opdrachtgever is in 2005 ingevoerd omdat opdrachtgevers (te) terughoudend waren met het inschakelen van zzp’ers vanwege de twijfel of de Belastingdienst de arbeidsrelatie ook achteraf als ondernemerschap zou aanmerken of juist niet (en in dat laatste geval alsnog bij die opdrachtgever loonbelasting en premies zou gaan naheffen). De Raad van State merkt op dat thans met het vervallen van de vrijwaring en de introductie van de medeaansprakelijkheid van de opdrachtgever, die terughoudendheid vermoedelijk terugkeert. De toelichting maakt niet duidelijk waarom de argumenten die nog niet lang geleden bij de invoering van de vrijwaring golden, thans bij het vervallen ervan niet meer gelden. In de huidige arbeidsmarkt zouden de mogelijkheden voor werk door zzp’ers niet belemmerd moeten worden.
ACHTERGROND
Arbeid die in dienstbetrekking wordt verricht, leidt van rechtswege tot verzekering voor de werknemersverzekeringen en de Zvw. De werkgever moet over het loon in dienstbetrekking loonheffingen inhouden en afdragen. Het is daarom van belang dat de opdrachtgever en de opdrachtnemerduidelijkheid hebben over de aard van de arbeidsrelatie (wel of geen dienstbetrekking). Ook dient de opdrachtgever bij twijfel of er sprake is van een dienstbetrekking, zo veel mogelijk zekerheid te hebben over de inhouding en afdracht van loonheffingen.
- VERKLARING ARBEIDSRELATIE
Voor een deel is deze onduidelijkheid over de inhouding en afdracht van loonheffing weggenomen door de introductie van de VAR. Een VAR waarin het inkomen als winst uit onderneming wordt aangemerkt (een VAR-winst), heeft sinds 1 januari 2005 tot gevolg dat de opdrachtgever geen loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen, ook niet wanneer achteraf blijkt dat er toch sprake was van een dienstbetrekking (een en ander behoudens situaties van kwade trouw van de opdrachtgever). De opdrachtnemer is voor arbeidsrelaties waarin de VAR-winst wordt gebruikt niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen en kan dus ook geen uitkering claimen. Aan de zogenoemde aanmerkelijk belanghouder kan een VAR-dga worden afgegeven. Die VAR bepaalt dat de opdrachtnemer‘de werkzaamheden uitsluitend verricht voor rekening en risico van de vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft’. Zij is met name van belang voor de directeur-grootaandeelhouder. De VAR-dga wordt ook als een VAR-winst beschouwd, aangezien ook voor deze VAR geldt dat sinds 1 januari 2005 de opdrachtgever geen loonheffingen meer hoeft in te houden en af te dragen. De opdrachtnemer is voor die arbeidsrelaties waarin deze VAR wordt gebruikt ook niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen en kan ook geen uitkering claimen.
Ingeval er geen gebruik wordt gemaakt van een VAR-winst of VAR-dga, zal de beoordeling of een arbeidsverhouding een (fictieve) dienstbetrekking is, in eerste aanleg plaatsvinden door de opdrachtgever zelf. Ook de VAR waarin het inkomen is aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-row) en als loon (VAR-loon) hebben tot gevolg dat de opdrachtgever zelf moet toetsen of er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking in een arbeidsrelatie met een opdrachtnemer (VAR-houder).
DE BESCHIKKING GEEN LOONHEFFINGEN
- STATUS WETSVOORSTEL
In 2015 gaat de wet- en regelgeving voor de VAR veranderen. Op 19 september 2014 is het Wetsvoorstel invoering Beschikking geen loonheffingen ingediend bij de Tweede Kamer. Het is op dit moment nog niet bekend wanneer de nieuwe wet ingaat. De regering heeft echter wel aangegeven dat het van belang is dat opdrachtgevers de tijd krijgen om hun processen voor het inhuren van zzp’ers aan te passen aan de nieuwe systematiek. Voorts zullen opdrachtnemers de tijd moeten krijgen om een BGL aan te vragen, hier eventueel bezwaar tegen te maken en te zien wat de verschillen tussen de VAR en de BGL zijn. Tot slot moet ook de Belastingdienst stappen zetten voor de implementatie van de nieuwe systematiek. Om deze reden heeft de regering aangegeven dat de uit het wetsvoorstel voortvloeiende wetgeving niet meteen na plaatsing in het Staatsblad in werking zal treden, maar op een later tijdstip, zodat er voldoende tijd zit tussen het moment waarop het wetsvoorstel tot wet wordt verheven en het moment van inwerkingtreding van de wet.
- WIJZIGING(EN) TEN OPZICHTE VAN DE VAR
Opdrachtgevers en zzp’ers worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Zoals hierboven uiteengezet, ondervindt de opdrachtgever (bij een VAR winst en een VAR dga) momenteel geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp’er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er.
Het kabinet wil echte ondernemers ondersteunen en schijnconstructies aanpakken opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.
De eerste maatregel die in dit wetsvoorstel is opgenomen richt zich op de reikwijdte van de verklaringen. De voorgestelde BGL beperkt zich voortaan tot een oordeel of voor de arbeidsverhouding onder de Wet LB geen inhoudingsplicht bestaat, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden wordt voldaan. Tevens beperkt de Belastingdienst zich bij de aanvraag van een BGL tot toekenning of afwijzing van het verzoek, en doet zij geen uitspraak meer over de vraag of de arbeidsinkomsten voor de inkomstenbelasting als winst uit onderneming, als werkzaamheden voor rekening en risico van de vennootschap of als resultaat uit overige werkzaamheden zouden kwalificeren.
De tweede maatregel betreft de introductie van medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever voor de controle op de juistheid van de BGL. De medeverantwoordelijkheid wordt zo vormgegeven dat slechts dan zekerheid met betrekking tot de loonheffingen wordt verkregen, indien naast het soort werkzaamheden dat wordt verricht, ook de wijze waarop en condities waaronder gewerkt wordt, overeenkomen met de wijze en condities die op de BGL staan vermeld. Deze wijze en condities hebben betrekking op hetgeen de opdrachtnemer aan de Belastingdienst heeft gemeld bij de aanvraag van de BGL. Het betreft alleen de wijze en condities waarop opdrachtgevers zélf beslissende invloed kunnen uitoefenen (zoals bijvoorbeeld de vraag of de opdrachtnemer zich mag laten vervangen voor de uitvoering van de werkzaamheden, wie het risico draagt voor schade bij de uitvoering van de werkzaamheden en of de opdrachtnemer zelf zijn werktijden mag bepalen).
Indien beide partijen handelen overeenkomstig hetgeen is opgenomen in de BGL, zijn er voor de opdrachtgever geen andere gevolgen in de sfeer van de loonheffingen dan uit de BGL volgt. Als gevolg van de medeverantwoordelijkheid van de opdrachtgever kan deze zich echter niet meer automatisch op de BGL beroepen: de thans bestaande vrijwaring vervalt zodat volgens de toelichting op het voorstel zogenoemde schijnzelfstandigheid minder aantrekkelijk wordt.
Ingeval de Belastingdienst bij controle achteraf constateert dat de arbeidsrelatie toch voldoet aan de maatstaven die leiden tot inhoudingsplicht voor de loonbelasting (en de BGL dus ten onrechte blijkt te zijn afgegeven) omdat de op de BGL weergegeven feiten en omstandigheden afwijken van de feitelijke situatie, zal de Belastingdienst overgaan tot het opleggen van een correctieverplichting of een naheffingsaanslag bij de betreffende opdrachtgever. De bewijslast hiervoor ligt bij de Belastingdienst.
- OVERGANGSRECHT
Tevens is voorzien in overgangsrecht. Het overgangsrecht bestaat uit twee maatregelen. In de eerste plaats wordt het mogelijk gemaakt om de BGL alvast af te geven als de wet in het Staatsblad is gepubliceerd maar nog niet in werking is getreden. Zo kunnen opdrachtnemers de BGL reeds aanvragen ruim voordat deze geldig wordt door inwerkingtreding van de wet. Dit biedt ook de mogelijkheid tot een gespreide aanvraag en afgifte van de BGL waarmee er niet een onnodige piek in de werkdruk voor de Belastingdienst ontstaat.
In de tweede plaats wordt de geldigheidsduur van de VAR die betrekking heeft op het kalenderjaar 2014 (VAR 2014) verlengd. Omdat de BGL op een nader te bepalen tijdstip in werking treedt, kunnen in het kalenderjaar 2015 zowel de VAR als de BGL een gedeelte van het jaar geldig zijn. Om te voorkomen dat onnodig veel beschikkingen moeten worden aangevraagd en vervolgens ook gegeven, is vastgelegd dat de VAR 2014 tot de datum van de inwerkingtreding van de uit dit wetsvoorstel voortvloeiende wet geldig blijft. Belastingplichtigen die nog niet beschikken over een VAR 2014 of andere werkzaamheden gaan uitvoeren dan waar de VAR 2014 betrekking op heeft en in 2015 voordat de wet in werking treedt een beschikking omtrent de kwalificatie van hun (nieuwe) arbeidsrelatie(s) wensen, kunnen nog een VAR aanvragen. De Belastingdienst zal duidelijk communiceren dat de VAR 2014 in de overige situaties tot de datum van de inwerkingtreding van de uit het wetsvoorstel voortvloeiende wet geldig blijft.
Terug naar nieuws